Kees de Bever (generatie 1933-1965) +
Kees de Bever (generatie 1933-1965)
Geboren als zoon van een timmerman in 1897 te Vught, wordt aan de Koninklijke School te ’s-Hertogenbosch opgeleid en werkt op de architectenbureaus van Welsing te Arnhem/’s-Gravenhage en vanaf 1921 op dat van Kooken. Na zijn huwelijk met diens dochter in 1929 krijgt hij in 1933 de leiding over het Architectenbureau Kooken & De Bever, dat na de dood van zijn schoonvader in 1940 alleen zijn naam draagt. Al voor de Tweede Wereldoorlog bekleedt hij een functie in het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandse Architecten en is hij voorzitter van de kring Eindhoven. Hij zit in vele commissies zoals de schoonheidscommissies van ’s-Hertogenbosch, Vught, Tilburg en Best, en de Raad van de Kunst, is als oprichter van het bouwkundig onderwijs te Tilburg jarenlang gecommitteerd voor het technisch onderwijs en zit in de nodige culturele organisaties van Noord-Brabant.
Meer dan Kooken komt Kees de Bever tot een eigen herkenbare baksteenstijl. Zijn eerst zelfstandige werken zoals het winkelpand van Van der Schoot (1932) en Drukkerij Hermes (1935) zijn qua vormentaal beïnvloed door de architectuur van De Stijl, later sluit zijn werk meer aan bij de traditionalistische baksteenarchitectuur van de Delftse School met zijn nadruk op zuiver constructief gebruik van bouwmaterialen in een ‘Hollandse’ vormentaal. Daarvan is de Delftse hoogleraar M.J. Grandpré Molière de propagandist en die vindt vooral aanhang in katholieke kringen. Goede voorbeelden daarvan zijn de kerken van Kaatsheuvel (1935) en Goirle (1940) en Raamsdonkveer (1954), het landhuis Chartroise Raamsdonkveer (1940-41), watertorens Zevenbergen en Almkerk (1947, de Klokkenberg Breda samen met Kees van Moorsel (1948-1953), het Clarissenklooster (1950-53) – hiervoor ontvangt hij de Cultuurprijs van Eindhoven in 1955 - , Waterschap De Dommel Boxtel (1953), het PNEM-kantoor ’s-Hertogenbosch (1954-56), gemeentehuis Eersel (1955) en Franciscanessenklooster Someren (1956) In zijn latere werken laat hij wel opvattingen van de Bossche School, welke dom Hans van der Laan via zijn cursus Kerkelijke Architectuur introduceert met zijn theorie over het plastisch getal, in zijn werk toe, zoals in de kerk van Maashees (1951) en de Don Boscokerk Eindhoven (1955), ofschoon zijn gebouwen gekenmerkt blijven door eenvoud en een sterke geslotenheid.de Bouwkundige Vakken en medeoprichter van het Museum Kempenland.